Een beknopt blogje, maar des te meer foto’s wat onze fantastische reis door Cambodja betreft! Meteen na onze korte vlucht van Pakse komen we met onze brommertaxi terecht in de drukke, luide verkeerschaos van Siem Reap. Theoretisch zijn er 2 rijstroken en dus 2 rijrichtingen, maar in de praktijk rijdt iedereen gewoon waar er plaats is. De weinige verkeerslichten die er zijn worden veelal genegeerd, met opstoppingen en een getoeter van jewelste tot gevolg. Vreemd genoeg lijkt deze georganiseerde chaos wel te werken. Telkens wanneer Henk en ik denken “ja, dat wordt een botsing,” blijft die nog net uit, en traag maar zeker geraken we op onze bestemming. Nog meer dan in Bangkok blijft wie defensief rijdt hier de hele dag op dezelfde plaats staan :).
Siem reap, de thuis van de tempels van Angkor, is uiteraard een erg toeristische plaats, maar toch is er naast de souvenirmarkten en de bar street ook genoeg lokaal leven om een bruisend en sfeervol stadje te blijven. We verblijven er in een heerlijk hotelletje met zwembad – broodnodig om te bekomen van de zinderende 43°C – voor geen geld, en dit wordt een kleine week onze uitvalsbasis om de prachtige, indrukwekkende tempels van Angkor te bezoeken : de bekende 3 torens van Angkor Wat, de gezichten van Bayon, de met gigantische bomen overgroeide ruïnes van Ta Prohm, en zoveel meer! We vergapen ons aan de magnifieke ruïnes, gaan lekker eten, drinken honderden verse kokosnoten om te rehydrateren, laten ons voor enkele euro’s masseren en zijn onder de indruk van de enorme vriendelijkheid, vrolijkheid, gedienstigheid en opmerkzaamheid van de Cambodjaanse bevolking. Oh, Cambodja, wat een verademing na het ietwat teleurstellende Laos!
Tempels van Angkor
Na een heet en archeologisch weekje in Siem Reap, is het nog eens tijd voor een zeebriesje. Dat is toch ook alweer een maand geleden! Een alweer onaangename en slapeloze nacht op de nachtbus brengt ons 500 kilometer zuidelijker, naar het slaperige kustplaatsje Kep. Een uniek plekje waar de vergane glorie van de Franse koloniale periode nog perfect zichtbaar is. De brede lanen waar ooit sjieke auto’s op voorbijschreden, maar die nu veel te weids lijken voor de enkele brommertjes en sporadische tuktuks die er passeren. Of de ruïnes van Franse art-déco villa’s uit de jaren ’20, wiens eigenaren met de opkomst van de Rode Khmer in de jaren ’70 Cambodja zijn uitgevlucht. Velen zijn met de grond gelijk gemaakt, anderen bleven verrassend goed overeind en worden nu bewoond door locals die er hun huisjes tussen de betonnen muren gebouwd hebben.
We huren een brommertje en rijden uren rond in de regio, we tuffen door vissersdorpjes met krakkemikkige huisjes waar we als dé attractie van het jaar worden onthaald. Kinderen in uniform komen hun schooltje uitgerend en roepen “Hello, seus-day!“. Henk laat zijn haar knippen voor 1$, en ik herinner me dat ik me in één van onze eerste blogs nog verwonderde over het feit dat je in Vancouver voor slechts 9$ een haircut kon krijgen :). Henk en ik zijn verliefd op het plaatsje, en we vullen onze dagen zonder problemen. We snorren naar het nabijgeleden dorp Kampot, langs zoutmijnen en nationale parken, en genieten dagelijks van de gouden zonsondergang, meestal smullend van een kraakvers krabbetje met pepersaus op de locale crab market.
Kep
Het is moeilijk afscheid nemen van Kep, maar we zetten onze tocht verder richting Phnom Penh, waar we nog 2 dagen blijven voor we naar Indonesië vliegen. Hier bezoeken we de killing fields van Choeung Ek, niet meteen de meest vrolijke plaats om ons bezoek aan Cambodja af te sluiten, maar wel noodzakelijk om de geschiedenis van het land te begrijpen. Het is moeilijk voor te stellen dat in deze vredige boomgaard nog geen 40 jaar geleden duizenden mannen, vrouwen én kinderen een gruwelijke dood stierven. Kogels waren te kostbaar om deze ‘tegenstanders’ van het communistisch regime van Pol Pot uit de weg te ruimen, dus werden er landbouwgereedschappen gebruikt: machetes, hamers, knuppels,… Alle geletterden werden beschouwd als vijanden. Les geven, geschoold zijn, meerdere talen spreken, en zelfs gewoon een bril dragen; allemaal redenen die je dood betekenden tijdens de heerschappij van de Rode Khmer.
Om onze tijd in Phnom Penh toch niet ál te luguber af te sluiten, gaan we die laatste avond nog iets drinken met Ilya, An en Herrick. Gentenaren die toevallig ook net op rondreis zijn in Cambodja :)!
Omdat de tijd begint te korten – onze vlucht naar Zaventem ligt onherroepelijk vast – en we het Indonesisch eiland Sulawesi nog willen bezoeken, verlaten we Cambodja al na 2 weken. Maar 1 ding is zeker: We’ll be back!
Ik zal maar meteen met de deur in huis vallen: wij zijn niet zot van Laos. Meteen wanneer we onze Thaise stempel inruilen voor het dure Lao visum, worden Henk en ik geconfronteerd met een gevoel dat ons tijdens de rest van onze tocht door het land niet meer zal loslaten; ‘men is er enkel op uit om onze schaarse centjes afhandig te maken’. Niet dat we dat nog niet ervaren hebben in de voorbije landen, maar meestal deed men nog ietwat z’n best om het spel van afpingelen met de glimlach te spelen :).
Het begint al bij het oversteken van de Thai-Lao friendship bridge over de Mekong-rivier. Ze is enkele honderden meters lang en dus perfect over te stappen, maar we moeten verplicht een betalend busje nemen, ka-tjing! Vervolgens wordt er bij de Lao immigratie bovenop ons visum tweemaal een dollar extra aangerekend. “Overtime fee“, luidt het, “omdat je na 16u het land binnenkomt”. Onzin, natuurlijk, maar wat doe je eraan? En o ja, men moet mijn paspoort kopiëren: 1$ extra te betalen, ka-tjing! We hebben nog geen voet in Laos gezet, en we zijn al meer geld kwijt dan gepland.
Slow boat, Huay Xai
We proberen een taxi te versieren naar het iets verder gelegen Huay Xai, waar we zullen overnachten voor we morgen de bootreis richting Luang Prabang aanvatten. Ik was al gewaarschuwd dat de tuktuk-chauffeurs voor het korte ritje naar het centrum het dubbele proberen aanrekenen dan gangbaar is. Gezien we de enige reizigers zijn die op dat moment de grens oversteken zitten we in een zwakke onderhandelingspositie en lappen ze er zelfs nog een stuk bovenop. Het bedrag is niet bespreekbaar, onze pogingen om af te bieden hebben geen nut en de mannen vinden het allemaal erg grappig. No way José, uit principe stap ik nog liever! We beginnen dus vastberaden maar met tegenzin aan een wandeling van 6 kilometer met onze rugzakken in de snikhete namiddagzon. Na 500 meter loopt het zweet me al in de schoenen. We zijn maar al te blij als daar dan toch een chauffeur komt aangereden die onze voorgestelde, eerlijke prijs aanvaardt, en even later staan we in het onbeduidende centrum van het grensdorpje Huay Xai. Hier betalen we 9€ voor een groezelig kamertje, maar gelukkig lijken de lakens wel ververst. Geloof me, zelfs dát zal een luxe blijken in Laos.
Luang Prabang
De panoramische bootreis naar Luang Prabang duurt 2 dagen, met een overnachting in het Mekongdorpje Pakbeng. Luang Prabang is volgens verschillende bronnen the place to be in Laos, een relaxed, authentiek stadje met overblijfselen van Frans-koloniale architectuur, en vooral ook hun keuken. Lekkere baguettes, croissants en pains au chocolat zouden er alomtegenwoordig zijn. De verwachtingen liggen hoog!
Ik las horrorverhalen over de slow boat, die ongeveer 70 zitplaatsen heeft maar vaak dubbel zoveel mensen probeert mee te nemen. Als je te laat bent kan je de pech hebben om in de oorverdovende machinekamer terecht te komen of met je voeten uit de boot bungelend voor de 16 uur durende tocht. Als we goed op tijd aan de pier arriveren blijkt onze lichte paniek – in ons guesthouse was iedereen al uitgecheckt! – gelukkig ongegrond. We zijn bij de eersten die inchecken, en de boot vult zich op tot zijn normale capaciteit. Die wilde verhalen zullen zich dus waarschijnlijk vooral in het hoogseizoen afspelen?
Wat wel opvalt is dat de medereizigers, met uitzondering van een enkele Lao en de kapitein, állemaal westerlingen zijn, waarvan de grote meerderheid ‘echte’ reizigers: twenty-somethings met een marcelleke van het plaatselijke biermerk aan en/of de alomtegenwoordige flodderbroek met olifantenprint – hét reisuniform bij uitstek in Zuid-Oost-Azie. Velen hun knieën zijn geschaafd van die keer dat ze dronken met de huurbrommer zijn gevallen, en terwijl zijn ze maar tegen elkaar aan het opscheppen over hun ‘super-authentieke excursie naar de tribal villages‘ of de ‘snorkeltour die Lonely Planet beschrijft als echt mega-exclusief’. Alles is uiteraard kei-awesome en giga-amazing! Het is even geleden dat we nog zoveel flashpackers bij elkaar hebben gezien en we weten meteen weer waarom we hen zoveel mogelijk hebben proberen mijden de afgelopen 9 maanden.
Kokosnootplukker, Luang Prabang
Vrienden voor het leven maken we hier niet, maar gelukkig is de boottocht wél de moeite. We passeren glooiende heuvels en minuscule, slaperige dorpjes langs de brede Mekong, we zien kindjes die in het water plonsen en enthousiast naar ons zwaaien, en waterbuffels die lui staan te herkauwen in het geel-bruine water. Na 8 uur varen komen we bij onze overnachtingsplaats: het dorpje Pakbeng, dat enkel bestaat uit guesthouses en winkeltjes voor de toeristen. De ronselaars staan ons in grote getale op te wachten op de aanlegsteiger, om hun guesthouses aan te prijzen. Als we daarvoor vriendelijk bedanken komt de andere vraag: “Marihuana, opium, ganja, cocaïne“? Dit is een bekende scam; zodra iemand goedgelovig genoeg is om drugs te kopen van één van deze mannen, wordt de – al dan niet echte – politie gewaarschuwd. Je geraakt er enkel vanaf door honderden euro’s smeergeld te betalen, wat ook elke buitenlander zonder morren zal doen, gezien de extreem strenge straffen op drugsbezit in Azië.
Ook de kindjes hebben duidelijk enkele woordjes Engels geleerd: “money, candy!”, roepen ze. Als ik een doos koekjes voor hen uithaal, wordt de rest van de inhoud van mijn rugzak ook opgeëist, en de kinderen blijven rond me cirkelen, op het agressieve af. “Gimme, gimme!”.
We kiezen op goed geluk een goedkoop kamertje uit, en merken dat de prijs-kwaliteitverhouding hier heel wat lager is dan in Thailand. Ook het eten dat we die avond bestellen is nog niet half zo lekker als in Chiang Mai, en bijna dubbel zo duur! Daarnaast rekent de kelner ons ‘per ongeluk’ enkele euro’s teveel aan bij het afrekenen. Ook de volgende ochtend, wanneer we een broodje bestellen voor onderweg, blijkt de prijs opeens duurder dan geadverteerd. Ook weer ‘een foutje’?
Luang Prabang
Die avond komen we na een dag meer van hetzelfde aan in Luang Prabang. Aha, nu zijn Henk en ik toch eens benieuwd naar dit paradijs waar elke blogger vol van is, de authentieke parel van Laos! We worden – uiteraard – niet afgezet aan één van de vele aanlegsteigers in het stadje zelf, maar kilometers daarbuiten. Zo worden we verplicht nog maar eens een dure tuktuk – prijs niet te onderhandelen, ka-tjing! – naar het centrum te nemen.
En o… wat is dat een teleurstelling. Er is werkelijk níets authentieks aan Luang Prabang, met haar ontelbare touroperators, pizzeria’s, wine bars, Australische sports bars, en zelfs een Belgisch restaurant waar je stoverij met frieten kan eten. De prijzen swingen de pan uit (4€ voor nasi goreng? Serieus?) en die ‘heerlijke franse baguettes’ blijken gewoon broodjes spons.
Nachtbus Vientiane – Pakse
Na deze ontgoocheling besluiten Henk en ik hier niet langer dan een dag te blijven. We bezoeken enkele tempels, voor de verandering, en praten even met een jonge novice: een vijftienjarige gast die monnik wil worden om zijn alcoholverslaving te verslaan. Dat blijkt hier een groot probleem, en we zien inderdaad vaak erg jonge kinderen, amper uit de pampers, zich te goed doen aan drank en sigaretten. De avondmarkt met ambachtelijke koopwaar blijkt ook gewoon een te dure toeristenmarkt waar iedereen dezelfde fabrieksbrol verkoopt. Eén lichtpuntje: de pizza die avond is niet ál te slecht!
Bolaven-plateau
Volgende stop: Vientiane. Tijdens een lange, vermoeiende rit – toegegeven, met fantastische vergezichten – in het minibusje ontmoeten we een local die bevestigt wat we al vreesden: Vientiane is twee keer niets, en zeker niet de moeite om een dag aan te verspillen. Allez hup, changement de programme! We bestellen meteen bij aankomst een ticket voor het volgende traject: de nachtbus die binnen enkele uren naar Pakse vertrekt, zo zullen we morgenvroeg meteen in het zuiden van het land zijn.
De busrit is op haar beurt weer een hele ervaring. We krijgen een minuscuul bedje toegewezen, met een kussen en dekentje. Best wel gezellig wanneer je zoals de gemiddelde Lao niet al te groot bent, maar Henk en ik moeten ons quasi dubbelplooien om tesamen in het kleine plaatsje te passen! Zo’n bedje is sowieso bedoeld voor 2 personen, en mensen die alleen reizen hebben dus een grote kans om een nacht lepeltje-lepeltje te liggen met een volslagen onbekende ;)!
Na een hobbelige rit, waarbij ik vooral moet opletten dat ik niet uit het bedje gekatapulteerd word, en maximaal enkele uurtjes slaap komen we om 5u30 aan in Pakse. Pfff, wat is dat weer vroeg. Maar gezien we anders nóóit op dit uur op de been zijn, zijn we wel getuige van een typisch boeddhistisch gebruik: monniken die op straat rijst en ander voedsel komen ophalen bij de gelovigen.
Tad Lo, Bolevan-plateau
Ook in Pakse laat de accomodatie te wensen over, zeker omdat 14€ voor ons tegenwoordig een dure prijs is voor een kamer! In Thailand zaten we voor dat geld in een propere, mooie accomodatie, hier krijg je een groezelig kamertje met dubieus uitziend beddegoed en alweer mijn geliefde douchekop boven de WC.
Henk en ik zijn nu 5 dagen in Laos, en het land heeft nog steeds geen grote indruk gemaakt. Misschien komt het allemaal goed als we morgen een 3-daagse tocht rond het Bolevan-plateau zullen maken met de brommer? We huren een scooter bij Yves, een Belg die hier een verhuurbedrijfje uitbaat. Hij waarschuwt ons wel voor de gevaren: het stelen van brommers en rugzakken is hier schering en inslag, en hij drukt erop dat we alles goed in de gaten moeten houden want een diefstalverzekering bestaat hier niet. Daarnaast is het voor mij not done om bij de vele watervallen in de regio te baden in bikini. Vrouwen dragen best een T-shirt, anders staat in een mum van tijd heel het dorp daar om je afkeurend aan te staren. Yves doet er ons wel zin in krijgen, zeg!
Tad Lo
Deze regio kent erg weinig toerisme. Niemand van de lokale bevolking spreekt ook maar een woord Engels, en alles gebeurt in gebarentaal. We eten in een restaurantje waar alles in Lao schrift staat, en we hebben geen idéé wat we bestellen – het blijkt noedelsoep met vleesballetjes en lekker veel koriander. Na de verhalen over het stelen van brommers en rugzakken, zijn we de hele dag op onze hoede, maar als we aankomen in Tad Lo blijkt dit wel een fantastisch, onaangetast plaatsje. We slapen in een superbasic hutje voor slechts enkele euro’s, maar alweer ruiken de lakens ronduit ranzig. De insecten dringen binnen door de vele kieren en spleten en er is 1 hurk-toilet zonder stromend water, maar de locatie met het uitzicht over de waterval, badende buffels en spelende kindjes in de rivier maken dat meer dan goed! En wat het helemaal afmaakt: hier krijgen we de allerlekkerste én goedkoopste nasi goreng en verse spring rolls voorgeschoteld die we al in Laos hebben geproefd!
Tad Champi
Ook de volgende dagen zijn super. We zetten onze tocht verder langs de koffieplantages en stoppen aan verschillende watervallen waaronder we kunnen zwemmen (ik zedig met een T-shirtje aan, natuurlijk). Tijdens een regenbui stoppen we in een dorpje waar een vrouw me bij haar hutje wenkt, en mij trots haar familiefoto’s laat zien op… een gloednieuwe tablet-PC. Dát dan weer wel :)! De vriendelijkheid van de Lao bevolking blijkt erg onvoorspelbaar. Sommigen zijn erg vriendelijk, en onderweg lachen en zwaaien vele kindjes: “Sabaidee!”. Anderen negeren ons straal of zijn ronduit onvriendelijk. Het is Henk en mij echt opgevallen dat als we in een guesthouse inchecken een ‘goeiedag’ er vaak amper vanaf kan, en zodra we betaald hebben doen we er niet meer toe. Zo gedienstig en goedlachs de mensen in Thailand met toeristen omgaan, zo nors en oncommercieel komt men hier over.
Onze laatste dag met de brommer, en meteen ook onze laatste dag in Laos, wordt ook de onvergetelijkste. We komen na een 3 uur durend ritje over een aardeweg – onze poep is geradbraakt – aan in een piepklein dorpje. Hier zou ergens een boer moeten wonen die een olifant heeft waarmee bezoekers kunnen gaan baden in de rivier. En inderdaad: als we ernaar vragen komt een half uurtje later het logge beest door de rijstvelden naar ons toegestapt. In een riviertje in de buurt kunnen we in de nek van het beest gaan zitten, terwijl hij enthousiast speelt en onderduikt. De max, en de olifant lijkt er ook zelf veel lol aan te beleven in deze hitte :). Een zeer geslaagde afsluiter!
Laos, het was een blitzbezoek, maar dankzij het snelle reizen hebben er wel veel meegemaakt. Hebben we het land miscchien te weinig kansen gegeven, of is het reismoeheid die een beetje de kop opsteekt? Ik weet het niet. Alleszins: Laos heeft ons niet genoeg kunnen bekoren om er nog meer van onze – erg schaars wordende – tijd te spenderen. Hopelijk valt Cambodja beter mee, volgende stop: Angkor Wat!