11 – 17 maart
Op een grijze Hong Kongse ochtend nemen we een taxi naar de luchthaven. Als we willen inchecken, blijkt er voor de dame van Cebu Pacific Airlines een probeem: of we een ticket hebben om de Filippijnen te verlaten? Uiteraard hebben we dat niet, want Henk en ik hebben graag de optie om ergens te kunnen vertrekken wanneer we dat willen. Zo’n retourticket is inderdaad wel verplicht, maar in Peru was dat ook het geval en geen haan die ernaar gekraaid heeft.
Verdomme, nu moeten we nog snel-snel een vlucht boeken, want de medewerkster vertikt het om ons in te checken! Op 20 minuten tijd dienen we te beslissen wáár we hierna naartoe willen en wannéér. Het zal – na wat wikken en wegen – Kuala Lumpur worden, binnen een dikke 2 weken.
Uiteindelijk wordt het dus nog een race tegen de tijd: op een half uurtje tijd op de trage Wi-Fi van de luchthaven een vlucht boeken, snel inchecken, door immigratie rennen en nog nét op tijd boarden. Ons vertrek naar Manila kon net iets vlotter verlopen zijn!


De vlucht duurt slechts enkele uurtjes, en al snel maakt het grijze wolkendek onder ons plaats voor felblauw water en ettelijke eilandjes, wohoow! Wanneer we aankomen in het broeierige Manila – waar immigratie natuurlijk met geen woord rept over een retourticket, grrrr – willen we meteen doorreizen naar het noorden van het eiland Luzon, naar de koelere en relaxte streek van Sagada en de rijstterrassen van Banaue.
Het moment dat we gepakt en gezakt de luchthaven buitenstappen, de vochtige hitte in, breekt het “taxigevecht” los. We worden letterlijk omsingeld en achtervolgd, de ene chauffeur nog opdringeriger dan de andere. We krijgen – uiteraard – een ‘special price’. ‘Slechts’ 600 Filippijnse peso’s (wat ongeveer 10€ is), maar we beseffen natuurlijk dat dat enorm overdreven is. Als we blijven doorstappen blijft de prijs dalen, tot 350 peso’s. Om een idee te hebben van de gangbare prijs, nemen we een officiële gemeterde taxi richting busstation – waar we uiteindelijk maar 280 peso’s voor betalen, tsss 🙂 – en zo maken we meteen ook kennis met het helse verkeer in de Filippijnse hoofdstad. Geen méter gaan het vooruit, overal zijn er files en het obligate non-stop getoeter!
Terwijl heb ik wat het straatbeeld betreft een enorme déjà-vu: Manila lijkt op het eerste zicht wel het liefdeskind tussen Bolivië en de USA! De straten, de huizen, de vele zwerfhonden, de kleurige jeepneys en de onophoudelijke claxons en verkeerschaos zijn duidelijk te vergelijken met Bolivië. Het overweldigende aantal filialen van McDonalds, Pizza Hut, 7-Eleven, Dunkin’ Donuts, KFC, Burger King (etc.) en hun vele reclameborden versterken dan weer het Amerikaanse gevoel.

Een beetje opzoekingswerk verklaart de oorzaak van de overeenkomsten: de Filippijnen zijn – net als Bolivië – 300 jaar gekoloniseerd geweest door de Spanjaarden, om daarna nog een dikke 50 jaar een Amerikaanse kolonie te worden. Het gevolg van hun geschiedenis is dat de mensen hier nog steeds in het Engels onderwezen worden, en quasi iedereen een behoorlijk mondje Engels spreekt.
Ook de enorme vriendelijkheid en beleefdheid in de omgang met elkaar die hier in de volgende weken zal blijken – “Yes ma’m”, “How are you, sir”, “Please, ma’m” – voelt very American aan. Hoewel ik het in de USA vaak fake vond overkomen, heb ik dat gevoel hier absoluut niet. De mensen lijken me gemeend vriendelijk en behulpzaam. Na de veelal stuurse en korte Zuid-Amerikanen is dit een zeer welkome afwisseling!

Tijdens de eerste uren van de 8 uur durende rit naar Bagiuo worstelt de – gloednieuwe en kraaknette – bus zich tergend traag door het verkeer van Manila. We vangen een eerste glimp op van de stad: enerzijds redelijk verpauperde buurten met vuile straten en oude afgeleefde gebouwen, anderzijds propere wijken met spikplinternieuwe moderne woonblokken en gigantische winkelcentra. Als we na een paar uur ploeteren de metropool uiteindelijk achter ons laten, zien we nog een andere woonsituatie: de ‘bekende’ sloppenwijken van Manila. Gammele huisjes, ineengeknutseld met golfplaten en houten planken, en kinderen die in de ingebeelde straten spelen met een afgedankte fietsband en andere rommel.

Ook na zonsondergang is het buiten nog een zwoele 29°C, maar in de bus verkiest men ervoor om de airco op 18°C te zetten. Het voelt aan als een Siberische ijsblokjesfabriek, en mijn verzoek om de temperatuur íetsje op te krikken wordt vriendelijk onthaald (“Yes, ma’m”), doch straal genegeerd. Gelukkig maakt de bus regelmatige stops zodat we buiten terug wat kunnen opwarmen.
Wanneer onze rijdende diepvries uiteindelijk in Baguio aankomt raadplegen we voor het eerst onze backpacker-bijbel “Lonely Planet: South-East-Asia on a shoestring” om een overnachting te zoeken. Het is een tegenvaller. Als ik de (raamloze!) kamer van het guesthouse, dat in het boekje staat omschreven als ‘basic en kraaknet’, binnenstap zie ik meteen 5 grote kakkerlakken wegstuiven. De badkamer stinkt en lijkt in geen maanden gekuist. Bweik, hier geef ik toch liever geen geld aan, zelfs niet een klein beetje. Ik weet wel dat kakkerlakken in deze warme landen onvermijdelijk zijn en sowieso óveral zitten, maar de regel luidt: als je ze kan zien, dan zitten er véél. Ik weet dus wel dat ze er zijn, ik wil ze gewoon niet teveel tegenkomen :).

Dus tot groot ‘jolijt’ van Henk beginnen we om middernacht nog een ander onderkomen te zoeken, dat we gelukkig snel vinden. Misschien ben ik niet ‘avontuurlijk’ genoeg om in een kamer met ongedierte te verblijven, maar waarom voor 10€ in een smerige kamer overnachten, als je voor enkele euro’s meer ergens verzorgd slaapt? Niets tegen een eenvoudig kamertje, maar ‘basic’ is wel geen synoniem voor ronduit smerig hé :o!
Na een Filippijns ontbijtbuffet – rijst, kippensoep en gefrituurde visjes – vertrekken we meteen naar Sagada. De reis erheen – in een stokoude bus – is al enorm de moeite! We passeren piepkleine dorpjes in prachtige landschappen met al een voorsmaakje van de ‘terrassen’ waarop de Filippijnen hun gewassen telen. De “Please don’t litter”-borden langs de weg worden zo te zien nog lang niet door iedereen opgevolgd, maar we zien tijdens de rit toch ook niemand z’n vuilnis door het raam gooien.

In het rustige dorpje Sagada vinden we voor een luttele 11€ een proper kamertje in een schattig guesthouse met zicht over de vallei. Zie je, het kan dus wél ;-)! Het is de volgende dagen zonnig, en ‘slechts’ een aangename 25°C. We stappen naar de “hanging coffins”, een ondergrondse rivier en een watervalletje in de buurt, we praten met locals en genieten van de stilte, de afwezigheid van medereizigers en de Filippijnse keuken.

Als we enkele dagen nadien de jeepney richting Banaue nemen, reizen we zoals vele locals dat doen: op het dak! Met momenten wel wat griezelig, hoor, op deze bochtige weg met ernaast een diepe ravijn. Als we onderweg nog een verongelukte bus helemaal uiteengereten op de bodem van zo’n afgrond zien liggen, wordt het helemaal spannend! Het uitzicht over de dalen en de rijstterrassen is evenwel adembenemend en de manier van reizen uniek. Na een klein oponthoud, veroorzaakt door een lekke band, komen we aan in Banaue. Van hieruit gaan we verder naar het verdergelegen plaatsje Batad; een kleine cluster van huisjes, omringd door hoge, 2000 jaar oude rijstterrassen. Een stukje ongerepte, authentieke schoonheid, en ook hier kunnen we het aantal toeristen op 1 hand tellen. Momenteel is het gehucht enkel te voet te bereiken via een slingerend bospaadje, maar gezien de lokale bevolking druk bezig is met een rijweg aan te leggen, zullen de busjes met bezoekers hier binnenkort ook wel aanspoelen…

Na een nachtbus vanuit Banaue komen we om 4 uur ’s ochtends aan in Manila, en zelfs op dit nachtelijke uur staan we in de file! De bedoeling is om hier nog enkele nachten te blijven voor we naar het eiland Palawan vliegen, en de stad te leren kennen, maar ze maakt geen onvergetelijke indruk. Manila lijkt ons vooral druk, luid, vuil – mijn goede vrienden, de kakkerlakken, krioelen over de straten! – en het belangrijkste tijdverdrijf blijkt hier het shoppingcenter. Ook intramuros, het oude deel van de stad met vele Spaanse invloeden, is voor ons niets nieuws onder de zon.

In het weekend gaan we uit in de zakenwijk Makati, waar er vooral keuze is tussen tientallen ‘karaoke bars’, wat nagenoeg altijd een eufemisme is voor een stripclub. Als we een (normale) club binnenstappen zijn Henk en ik, ondanks de vele aanwezigen, quasi de enigen op de dansvloer! Ook hier zijn de vele mannen – waaronder verrassend veel jonge kerels – duidelijk enkel om een knappe, jonge Filippijnse vrouw te strikken (en vice versa) en dat resulteert in een erg raar sfeertje. Ook uitgaan was dus, ondanks de goede muziek, geen leuke ervaring in Manila, en we zijn blij wanneer het moment aanbreekt dat we Luzon verlaten en naar een ander eiland vertrekken: Palawan. Tijd voor wat beach life!





Dat is weer een boeiende reportage met prachtige foto’s. Proficiat. Gelieve de kakkerlakken niet mee te brengen naar Vlaanderen.
Voyager sur le toit d’un bus quelle belle et périlleuse expérience!!!! faut pas avoir froid au yeux hein;) et berk berk des cafards c’est vrai que ce n’est pas très appétissant. Mais vous trouvez toujours les bonnes solutions et encore une fois j’ai pris beaucoup de plaisir à vous lire :)) et alors maintenant les plages désertes rolala profitez profitez:)) Allez comme d’habitude je suis déjà impatiente de connaitre la suite. Gros bisous.