30 januari – 10 februari
Na een 2,5 uur durende taxirit from hell – de chauffeur haalt met zijn stokoude auto zorgeloos in in de bochten, rijdt veel te snel op de smalle bergwegen, en dat allemaal terwijl ik op de kleine achterbank samengeperst zit tussen Henk en een Boliviaan – komen we vanuit Potosi aan in het mooie Sucre. Spijtig genoeg worden we hier verwelkomd door regen, regen en nog eens regen. We besluiten deze keer voor een iets duurder hotel te gaan (18€ , ja hállo ;)!) en komen terecht in een mooi koloniaal gebouw met verschillende gezellige binnenpleintjes, een eigen terrasje aan onze kamer, en zelfs een heuse douchecabine! En een badkamer met douchecabine, dat is hier een grotere luxe dan je zou denken: de Boliviaanse douches zijn normaal gezien gewoon een douchekop en een afvoerputje: als je je doucht zijn de vloer en WC voor de rest van je verblijf doorweekt. Handig is anders!


De volgende dagen bezoeken we “de witte stad” tussen de regenbuien door. Sucre is een schattig, koloniaal stadje met een gezellige bedrijvigheid en veel mooie, witte, Spaans aandoende gebouwen. Net als in Potosi hebben we hier wel het gevoel dat we meer uitlaatgassen dan O2 inademen. Geen wonder, als je de wrakken van auto’s hier bekijkt! Ik denk dat alle oude brol van andere continenten naar hier wordt verscheept: in Uyuni zagen we een vrachtwagen met als opschrift “Belgian Transport Hendricks & zn.”, en in Sucre en Potosi hebben alle openbare bussen Chinese tekens opgeschilderd, uit een vorig leven.
We bezoeken ook het verrassend aangename kerkhof van de stad: een groene oase, met ‘appartementsblokken’ als graven: 4 of 5 mensen liggen boven elkaar geborgen. Speciaal om te zien!


Als we op één van de schaarse zonnige momenten op de ‘plaza 25 de noviembre‘ zitten, zijn we een magneet voor bedelaars. Zolang we wat kleingeld hebben, geven we ook wel iets. Maar zo ook de plaatselijke straatkinderen: of ze onze schoenen niet eens moeten poetsen? Of we geen boekje willen kopen? Ze blijven mouwvegen en vriendelijk vragen stellen – waar komen jullie vandaan? Hoe is het leven daar? – en ondertussen zitten ze al met 4 voor ons op de grond! Als 1 van hen tenslotte vraagt: “ik heb zo’n honger, wil je geen kip voor ons kopen?”, geven we toe aan de sluwe mannetjes, en terwijl ik in de zon blijf zitten volgen de kinderen – het zijn er ondertussen al 6 – Henk naar het kippenkraam. Het lijkt wel de rattenvanger van Hamelen ;)! Zo’n 65 Bolivianos (6,5€) lichter – “daar konden we véél bedelaars mee afschudden,” merkt Henk op – en met een realistische kans dat de kinderen hun almuerzo gewoon gaan doorverkopen, is ons geweten wel weer voor een tijdje gesust!


Voor onze laatste dag in Sucre kan ik Henk zowaar overtuigen om met ons 2 (en een gids natuurlijk) een paardrijtocht te maken in de heuvels rond de stad. De max, want dat wou ik eigenlijk al lang nog eens doen :). Gezien zijn grootte krijgt Henk een gigantische hengst toegewezen, wat behoorlijk impressionant is als je voor de eerste keer op een paard zit. Ik ben blij dat het er mooie, pittige beestjes uitzien, en geen afgeleefde paarden zoals soms het geval is bij zo’n tochten. En nu nog hopen dat ze niet als tamme kermispaarden achter elkaars kont aan lopen… Maar die vrees blijkt ongegrond: nog geen 5 minuten na ons vertrek steigert Henk z’n paard al eens, en gaat de gids z’n paard er even vandoor. Mijn wederhelft ziet er niet meer zo gerust uit ;)! Het is gelukkig een zeer mooie “off-road” tocht langs de glooiende velden en minder ontwikkelde buitenwijken van Sucre, met een prachtig zicht op de stad.

Onze volgende stop is de grootstad Cochabamba, met haar 500 000 inwoners de derde grootste stad van Bolivia. Na de taxirit naar Sucre, kiezen we ook hier voor de luxueuze oplossing; i.p.v. 10 uur op de nachtbus op een ongeplaveide weg dooreen te zitten klutsen nemen we gewoon… het vliegtuig. Ook de prijzen voor een vlucht zijn hier navenant; voor 30€ p.p.zijn we op een half uurtje in Cochabamba!

Tijdens een eerste stapje door de stad merken we hier wel heel veel prikkeldraad rond de huizen en security in de winkels. Dit is een enorm verschil met de vorige gemoedelijke Boliviaanse stadjes. Cochabamba is groot, druk en wil duidelijk moderner overkomen. Hier en daar vind je wel wat hippe kap- en schoonheidssalons, wannabe trendy winkels, glazen buildings en horecazaken die lijken weggelopen uit de jaren ’90. We zien hier ook – net als in Potosi en Sucre trouwens – superveel oude Volkswagen ‘kevertjes’ rijden, die zijn blijkbaar erg in trek.

En opeens spotten we ook, voor het eerst sinds Santiago, een Amerikaanse fastfoodketen! Uit nostalgie gaan we nog eens binnen in deze Burger King, en… we schrikken ons een hoedje! De hamburgers zijn even duur als in Europa, en dat is ongeveer de prijs van 3 Boliviaanse almuerzo’s! Hier spotten we dan ook enkel de rijkere jongeren en begoede middenklassegezinnen. Burger King is een upscale restaurant in Bolivia!

Ook in Cochabamba laat het regenseizoen zich regelmatig gelden. De ene moment lopen we in t-shirt of kleedje in volle zon, de andere moment regent het dat het giet! Het maakt het nogal moeilijk om plannen te maken voor de volgende dagen, en het zorgt er voor dat we er eigenlijk wat te lang vertoeven.

De honeymoon-fase met Bolivia begint hier voor het eerst wat te bekoelen. De romantiek van steeds in de goedkope, maar uitgeleefde en onfrisse, accomodaties te verblijven begint af te nemen, en de almuerzo’s zijn dan misschien wel budgetvriendelijk, maar er is geen enkel alternatief. We zijn het ondertussen redelijk beu om steeds hetzelfde – kip of een droog stuk vlees, met rijst en aardappelen – te eten. Daarenboven zijn we er hier eens enkele dagen goed ziek van, wat ons humeur er ook niet op verbetert! In de hoop van misschien eens een alternatief te vinden, proberen we hierna wat andere soorten restaurants uit, maar wat volgens Tripadvisor ‘de beste pizza van Cochabamba’ is, komt nog niet aan de knieen van de diepvriespizza van de Aldi :(.

Bovendien begint ook het nerveuze verkeer me hier danig de keel uit te hangen. Of je nu even de straat wil oversteken of zelfs gewoon op het voetpad loopt, het is opletten geblazen! Henk en ik worden ettelijke keren bijna van onze sokken gereden door wilde chauffeurs (vooral taxi’s). Bij een rood licht vertragen ze even, claxonneren ze zodat de andere (voor wie het dus GROEN is) weet dat ze er aankomen, en vlammen dan gewoon door. Hetzelfde op een druk kruispunt: de auto’s rijden nog ongegeneerd door als het al rood is, terwijl de andere al beginnen te rijden voor het groen is. Zo heb ik er al velen elkaar op een haartje na zien missen. En ondertussen maar geagiteerd claxonneren, alsof het altijd de andere z’n schuld is. Voor diegenen die dachten dat het nerveus rijden is in Zuid-Europa: guess again ;)!


Op een zeldzame zonnige zondag besluiten we de berg naar de “Cristo de la Concordia” te beklimmen. Het zou iets van een 1500 treden zijn, jawadde, wat we allemaal niet over hebben voor Jezus! Het blijkt gelukkig nog mee te vallen: na een uurtje steil naar boven wandelen aanschouwen we het grote, witte, betonnen standbeeld. De inwoners van Cochabamba zijn er apetrots op dat dit wereldwijd het grootste standbeeld van Jezus is. Het is met zijn 33,3 meter de volle – wait for it – 30 cm groter dan “Christ the redeemer” in Rio de Janeiro! Een meter voor elk jaar van zijn leven, “maar eigenlijk leefde hij wel wat langer hé, dus we hebben er nog 30 cm bijgelapt” ;). De vrome locals zitten hier op deze zondag in grote getale in hun mooiste kledij bij te praten en te picknicken, met een 360° zicht over de stad.


Op onze weg terug naar het hostal stopt er opeens een taxi naast ons. De passagier – met politie-pet en badge – houdt zijn ‘legitimatiebewijs’ naar ons op en gebiedt ons in het Spaans om in te stappen en mee te komen naar het politie-bureau. No way, José! We waren al verwittigd over de valse politie-agenten die je zo mee willen lokken, om je vervolgens te kunnen beroven. Met een supergeloofwaardige taxi dan nog wel, de idioot! Gelukkig rijdt hij gewoon verder als we niet reageren en snel verder stappen. Het is eigenlijk de eerste keer dat we zoiets meemaken, over het algemeen heb ik me hier al altijd veilig gevoeld. Het helpt natuurlijk ook dat Henk een reus lijkt voor deze mensen – zelfs ík ben een kop groter dan de gemiddelde Boliviaanse man :)!

Na lang genoeg in het lawaaierige, grote en ongezellige Cochabamba verbleven te hebben, is de tijd rijp om nog eens wat natuur te gaan opzoeken. Het is – gezien de regen – niet de beste tijd van het jaar om het Toro Toro nationaal park te bezoeken, maar we besluiten het er toch op te wagen. We regelen geen dure, georganiseerde tour vanuit Cochabamba, maar proberen alles zelf uit te dokteren. Zo moeilijk is dat natuurlijk niet, in theorie, maar we sakkeren toch wat als we op zoek zijn naar de busstop, en verschillende keren in uiteenlopende richtingen gestuurd worden als we de weg vragen. Blijkbaar spelen de Bolivianen hier graag met onze voeten!

Uiteindelijk vinden we de gammele bus – we zien de vering al van ver op straat hangen – die om 18u naar het dorpje Toro Toro zal vertrekken. Again, in theorie, want om 19u15 staan we daar nog altijd te koekeloeren! We zijn de enige toeristen op deze bus. Of dat een goed teken is zal zich nog moeten uitwijzen, maar ’t is alleszins iets helemaal anders dan de taxi of het vliegtuig ;)!

Zelfs op de geplaveide wegen zorgt het gebrek aan vering voor een rollercoaster-ride, want de chauffeur rijdt – hoe kan het ook anders – als een wildebras. Ook hier schalt er weer uren nerveuze Boliviaanse carnavalmuziek door de boxen, terwijl iedereen op de bus zijn avondmaal eet. Geen snack of snoepreep, maar een volwaardige warme maaltijd (9 kansen op 10 is het een plastic bakje met kip, rijst en patatten). Op een mum van tijd stinkt de hele bus naar eten, en de volle zakken met afval worden na afloop gewoon door het raam gekeild. Geen wonder dat de bermen hier op vuilnisbelten lijken!
Ondertussen is ook de zon onder, en op het platteland van Bolivia wil dat zeggen: inktzwarte duisternis. De koplampen van de bus zijn de enige verlichting die we zien, tot we in de verte ook een ander licht zien: bliksem. En zo te zien rijden we er regelrecht naartoe!

Een tijdje later bevinden we ons inderdaad middenin een onweer waarbij horen en zien vergaat. De regen valt met bakken uit de lucht, en de bus blijft lustig doorracen op de modderige wegen en zelfs door riviertjes. Enkele keren zit de bus even vast in het slijk, maar alle griezelige momenten ten spijt komen we toch om 1u ’s nachts aan in Toro Toro. Hier wacht ons weer een andere uitdaging: door het onweer is in heel het dorp de electriciteit uitgevallen. Hier staan we dan, in de gietende regen, in een pikdonker dorp dat we niet kennen, met enkel af en toe een bliksemflits om ons van licht te voorzien! Gelukkig kan één van de andere passagiers ons verderhelpen: of we een slaapplaats zoeken? Euhm, ja graag! We volgen de vrouw enkele straten, en houden halt bij… een bouwwerf. We stappen het betonnen karkas van het huis binnen waar ons tot onze verbazing een volledig afgewerkt kamertje met 2 bedjes wacht. Och ja, op dit moment verschieten we van niets meer :)!

De volgende dag kunnen we een betere blik werpen op Toro Toro; een schattig dorpje waar momenteel amper andere toeristen aanwezig zijn. We verhuizen voor de volgende nachten naar het enige hostal dat hier open is tijdens het laagseizoen.

Samen met onze gids Benedicto, die we verplicht moeten inhuren om het park binnen te mogen, maken we mooie wandelingen naar de de “Ciudad de Itas” en naar de 250 meter diepe ‘Grand canyon’. Dankzij het zonnige weer en de skywalk die over de diepe kloof hangt hebben we een fantastisch uitzicht op de kleurige papegaaien die er rondvliegen!

De grotten van Toro Toro zijn qua grootte niet te vergelijken met de gigantische “Carlsbad caverns” in New Mexico, maar de manier van afdalen is wél impressionanter: we kruipen op handen en kniëen of op onze buik door kleine ruimtes en spleten van soms slechts 30 centimeter hoog, en klimmen via een koord meters naar beneden met enkel het lichtje op onze helm om ons te leiden. Onze kleine Boliviaanse gids kruipt overal moeiteloos door, maar voor Henk en mij is het toch redelijk claustrofobisch en eng. Ik ben blij als ik na enkele uren terug bovengronds ben!


Uiteindelijk mogen we niet klagen met het weer: het heeft zeker niet constant geregend. Maar het probleem is dat ons hostal geen enkele vorm van verwarming in de kamers heeft. De luchtvochtigheid is hier erg hoog; eens onze kleren nat zijn geweest, geraken ze hier nooit meer droog :(. Als we terugkeren naar Cochabamba – ja, we kunnen niet anders dan daar wéér te passeren – voelen zelfs de kleren die we níet gedragen hebben stuk voor stuk klam aan!


We besluiten om ons verblijf in Cochabamba af te sluiten in stijl. We boeken een kamer in 1 van de weinige 4-sterrenhotels in de stad: een fancy zakenhotel met een fantastisch uitzicht over de stad, een uitgebreid ontbijtbuffet, en zelfs mini-shampooflesjes en een haardroger in de badkamer! Holy sh*t!
En och, ondanks het geklaag over wat een beetje begon tegen te steken, hebben we ons wel weer goed geamuseerd de voorbije weken. We still like you, Bolivia :). Next stop: LA PAZ!








Ik heb er weer van genoten. Nu hoop ik maar dat Henk intussen genezen is van zijn muggenbeet.
Mon dieu que d’aventures!!!! j’espère que depuis lors le linge est sec;) Prenez bien soin de vous, je vous fais de gros bisous